Vijf uitdagingen voor elke opvoeder

Opvoedings- deskundige Pnina Klein ontwikkelde een 'handleiding' die opvoeders leert hoe zij kinderen op een positieve manier kunnen stimuleren. Doel is inspelen op de intelligentie en de gevoeligheid van elk kind. Vijf 'kapstokken' bieden steun bij het aannemen van een stimulerende en positieve opvoedingsstijl.
1. Aandacht trekken
Als je met een kind iets wil doen, moet je eerst de aandacht trekken en ervoor zorgen dat het weet wat je verwacht. Je probeert de aandacht van het kind op iets te richten. Je wil het kind bewust maken van datgene wat je zelf in gedachte hebt. Let wel: dit gebeurt in overeenstemming met de behoeften, vaardigheden en interesses van dat kind op dat moment.

Lucas, een peuter, zit voor het raam te spelen. Plots komt de poes van de buren voorbij. Lucas kijkt op en zoekt waar de beweging vandaan komt. De opvangouder wijst naar de poes en zegt: 'Kijk, zie je de poes? Waar is de poes?'

De aandacht trekken kan bestaan uit een waaier van verbale en non-verbale gedragingen. Kinderen die vaak op die manier worden aangesproken, worden gestimuleerd in hun behoefte om nieuwe dingen te ontdekken en deze gericht en nauwkeurig waar te nemen. Ze willen meer weten, voelen, hoeren, zien en ruiken.

2. Betekenis geven
Je geeft betekenis aan de situatie, de dieren, mensen of voorwerpen. Je toont zelf enthousiasme, benoemt de dingen en geeft er een waarde aan. Je tracht emotionele betrokkenheid te tonen en op die manier de aandacht van het kind te behouden.

Lucas wijst nu ook naar de poes, blijft volgen met de vinger en zegt: 'Poe, poe!' 'Ja', zegt de opvangouder, 'de lieve zwarte poes van de buren loopt in onze tuin. Ik vind dat wel leuk.'

Door zo'n interactie wordt het kind gestimuleerd om stil te staan bij de situatie waartoe zijn aandacht getrokken werd. Het leert om zelf de betekenis te zoeken in wat er rondom hem gebeurt.

3. Uitbreiding
Je legt verbanden met andere voorwerpen of situaties. Je verwijst naar ervaringen uit het verleden, of je koppelt de situatie aan de toekomst. Je verruimt de ervaring en geeft uitleg, of wijst het kind op een oorzaak-gevolg-verband. Zo leer je het kind nieuwe relaties leggen.

Lucas blijft naar de poes kijken. De opvangouder vertelt verder: 'Deze poes lijkt precies op jouw poes. Jouw poes is ook zo groot en heeft dezelfde kleur. Welke kleur heeft jouw poes?' 'Zwart', zegt Lucas. 'Ja, jij hebt ook een zwarte poes', zegt de opvangouder, 'welke dieren heb je nog thuis?' Lucas: 'Hond, konijn en vis.'

Door verbanden te leggen, stimuleer je de behoefte van het kind om zelf verbanden en verklaringen te zoeken en wordt het kind leergierig.

4. Bekwaamheidsgevoel stimuleren
Je toont jouw waardering en zegt waarom je iets goed vindt. Je moedigt het kind aan, verbaal en non-verbaal, zodat het voelt en begrijpt dat het iets goed doet. Heel jonge kinderen zijn namelijk nog niet in staat om hun eigen gedrag te beoordelen.

'Goed zo, jij kent al veel dieren bij hun naam! Ik vind dat heel goed van jou!', zegt de opvangouder en geeft Lucas een schouderklopje en toont haar duim.

Door het geven van bekwaamheidsgevoel zal het kind meer succeservaringen willen opdoen en ontdekken wat ook anderen boeit, waardoor het een gezonde dosis zelfvertrouwen kan opbouwen.

5. Gedragsregulering
Je leert het kind hoe het bepaalde zaken moet aanpakken. Je leert het kind plannen en organiseren: wat zijn de opeenvolgende stappen. Zo kan je dingen samen doen met het kind en er ook telkens bij vertellen wat je aan het doen bent, wat eerst en wat daarna. Je tracht het kind een goede werkhouding bij te brengen.

'Het is etenstijd', zegt de opvangouder, 'help je me even om de tafel te dekken?' Lucas knikt enthousiast. 'Dan gaan we eerst even het speelgoed opruimen, en daarna kunnen we de borden op tafel zetten.'

Door deze vorm van gedragregulering stimuleer je de behoefte om te plannen, stapsgewijs te handelen en eerst na te denken.

Niet alle aspecten hoefen telkens aan bod komen tijdens de interacties. Het kind zal zelf ook aangeven hoe ver het wil gaan. De interactie moet steeds wederzijds zijn. Beschouw echter elke situatie als een mogelijk aangrijpingspunt om de aandacht van het kind te trekken en te houden, ook tijdens eet- en verzorgingsmomenten. Geloof in de mogelijkheden van het kind en zijn wil om te leren. Bovenstaande 'kapstokken' kunnen je helpen in het opzetten van korte verbale en non-verbale interacties waarin het kind een maximum van ontwikkelingskansen aangeboden krijgt.

Met dank aan Nathalie Houfflijn




Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]