Inclusieve Buitenschoolse Opvang

Vorig schooljaar trad in Vlaanderen het M-decreet in werking: meer kinderen met een specifieke zorgbehoefte zouden naar het gewone onderwijs doorstromen. Dus ook naar de buitenschoolse opvang. In praktijk gebeurt die instroom heel geleidelijk. Hoe werk je inclusief? IBO De Brieltuin vertelt over het zoekproces en Arteveldehogeschool over een onderzoekstraject.
Inclusieve Buitenschoolse Opvang

 

Nergens bij de poort hangt een bordje ‘inclusieve opvang’, maar kinderen met een specifieke zorgbehoefte zijn welkom in IBO De Brieltuin, een Initiatief voor Buitenschoolse Opvang in Deinze. De opvang biedt plaats aan honderd kinderen uit verschillende scholen, waaronder twee voor buitengewoon onderwijs. 'In die scholen is ook buitenschoolse opvang voor kinderen die een-op-een aandacht of heel veel zorg nodig hebben’, vertelt verantwoordelijke Vera Kindt. 'Een doorgedreven een-op-een begeleiding kunnen wij niet bieden, maar kinderen die extra zorg vragen, kunnen hier wel een plek vinden.' Om hoeveel kinderen het gaat, vertelt ze liever niet. ‘Want er zijn zichtbare en onzichtbare beperkingen. En voor ons doen die er eigenlijk niet toe, we houden niet van labels. We doen gewoon ons best voor ieder kind. Allemaal hebben ze hun kleine kantjes én hun talenten. We bekijken individueel wat elk kind nodig heeft en dat doen we voor iedereen die we over de vloer krijgen. Voor ons betekent inclusie vooral: àlle kinderen dezelfde kansen bieden. We willen dat iedereen zich hier goed voelt.'

 

En dat is, aan de kinderen zelf te zien, geen probleem. Ze leven zich volop uit. Buiten in de Brieltuin zijn een aantal kinderen aan het fietsen, voetballen en ravotten. Binnen worden de laatste vieruurtjes verorberd. Enkele oudere kinderen maken huiswerk, anderen knutselen, spelen in de poppenhoek of chillen in de tienerruimte. In de polyvalente zaal speelt een begeleider met een groepje kinderen tussen-twee-vuren. In de kamer ernaast ligt een meisje te rusten. Die heeft geen zin in sociaal-zijn. 'Geen probleem', zegt Vera. 'We hebben genoeg rustige plekjes waar kinderen zich even kunnen terugtrekken. Want het wordt soms wel erg druk. Toen we in 2007 startten, hadden we minder van die terugtrekplekjes. Maar de begeleiders signaleerden dat kinderen ze graag en vaak gebruikten, dus werden het er hoe langer hoe meer. Ik mag me gelukkig prijzen met mijn team, stuk voor stuk gemotiveerde en competente medewerkers. Alle acht zijn ze overtuigd van inclusief werken en blijven ze nadenken hoe we de werking nog kunnen verbeteren. Op iedere teamvergadering bekijken en evalueren we onze individuele aanpak: wat werkt en wat niet? We blijven zoeken naar nieuwe manieren om met elk kind om te gaan. Want de praktijk verschilt van de theorie en ieder kind is anders.'

Vallen en opstaan

Wat als zorg op maat van het kind moeilijk loopt? 'Twee jaar geleden kwam er een jongen met een zware ontwikkelingsstoornis. Hij had het vaak moeilijk en deed elke dag wel een ander kind pijn. We bekijken altijd eerst hoe we de context van onze opvang beter kunnen afstemmen: helpt het als we een terugtrekplek creëren, als we verantwoordelijkheden geven, als het vieruurtje op een ander moment plaatsvindt, als we de ruimte anders organiseren, enzovoort. We houden ook rekening met de groep: hoe gaat het ondertussen met het welbevinden van andere kinderen? Voelen zij zich veilig en goed? Maar de belangrijkste vraag is misschien wel: kunnen we het kind in kwestie een leuke tijd bieden? Soms blijkt groepsopvang gewoon niet ideaal. Maar vooraleer we tot deze conclusie komen, is er altijd een zoektocht aan vooraf gegaan. In nauw overleg met de ouders, soms ook met de ondersteuning van een Centrum voor Inclusieve Kinderopvang (zie kader). Ja, zelfs met jarenlange ervaring blijft het vallen en opstaan. 

De nauwe samenwerking met ouders is voor Vera één van de steunpilaren van inclusief werken. Vaders en moeders kennen hun kind het beste en kunnen waar nodig bijstaan met raad en daad. 'Die vertrouwensband is heel belangrijk, vanaf de eerste dag zetten we daarop in. Als er een nieuw kind met extra zorgbehoefte komt, nodigen we de ouders altijd uit op een teamvergadering. Dan vertellen zij wat ze van ons verwachten en waarmee we best rekening houden. Op onze beurt vertellen wij altijd eerlijk dat we ervoor willen gaan,  maar dat we niet kunnen garanderen dat hun kind zich goed zal voelen in de opvang. Ook verderop in de “opvangcarrière” van hun kind zitten we regelmatig met de ouders rond de tafel. Hoe gaat het met hun kind? Wat werkt? Wat loopt niet zo goed? Eventuele moeilijkheden gaan we niet uit de weg, ouders weten op tijd wanneer we ons zorgen maken. Bovendien werken we goed samen met de school van hun zoon of dochter, ook dat stelt hen gerust. Directie en leerkrachten schuiven regelmatig mee aan tijdens een overleg. En het is voor een buitenschoolse opvang zeker niet standaard, maar dankzij onze samenwerking met buitengewoon onderwijs krijgen we ook wel eens logopedisten en GON-begeleiders over de vloer – mensen die de leerlingen in het Geïntegreerd ONderwijs individueel begeleiden.'  

Lees verder in KIDDO 5 (2016) vanaf pagina 32. Nog geen abonnee? Klik hier.





Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]