Jij en ik: zich verplaatsen in de ander

Een baby die huilt van honger krijgt te eten. Een peuter die een knuffel krijgt, is blij. Een kind dat een ander kind pijn doet, wordt op z’n plaats gezet. Ook voor kinderen geldt: ze hebben impact op de anderen in hun omgeving en anderen hebben impact op hen. Hoe meer ze dat beseffen, hoe groter hun empathisch vermogen. Hoe kun je hen daarbij helpen?
Jij en ik: zich verplaatsen in de ander

Katelijne De Brabandere is educatief medewerker bij VCOK, het Vormingscentrum voor Opvoeding en Kinderopvang. Ze is al jaren gefascineerd door hoe we met elkaar omgaan. ‘We staan er zelden bij stil, maar eigenlijk zijn we voortdurend aan het communiceren. Zelfs als we niet praten, vertellen we nog van alles. Met een blik, een gebaar of gewoon met onze lichaamshouding. De boodschap die we uitstralen heeft altijd effect op de mensen rond ons. En omgekeerd worden we onvermijdelijk door onze omgeving beïnvloed. Hetzelfde geldt voor kinderen: ze hebben invloed op anderen, anderen hebben invloed op hen en het is goed als ze dat ook beseffen.’

Vier stappen

Kinderen die dit beseffen kunnen zich namelijk beter inleven in die ander. Kortom, het vergroot hun empathisch vermogen. Maar hoe kom je tot dat inzicht? Katelijne De Brabandere refereert naar een artikel van Annie Mattheeuws dat ooit in het tijdschrift <Samenspraak> verscheen. ‘Vanuit de Interactie Academie van Antwerpen schetste Annie Mattheeuws in haar tekst vier stappen in de ontwikkeling van invloedsbesef.’

1.       Ik word benadeeld. ‘Au, je doet mij pijn! En een ander kind heeft net mijn speelgoed afgenomen!’ De makkelijkste emotie die een mens kan voelen, is onrecht. Help, er overkomt me iets ellendigs. Dit is niet eerlijk, ik word hier <unfair> behandeld. Op die manier komt het besef: wat die ander doet, heeft effect op mij.’

2.      Ik maak blij. ‘Hé, ik lach en die lacht terug! Wow, mama is zo blij met mijn tekening.’ Dit is natuurlijk een heel leuk inzicht. Kleine kinderen die merken dat anderen blij zijn met hun aanwezigheid, voelen zich goed. Maar dit is meer dan een emotie, het is ook een besef, een inzicht: ik heb effect op anderen.’

3.       Ik word blij gemaakt. ‘Oh, ik krijg een knuffel. Jippie, ik mag nog een koekje van oma! Leuk, papa speelt verstoppertje met mij.’ Langzaam sijpelt het besef binnen dat je blij bent, precies omdat die ander iets doet voor jou.’

4.      Ik benadeel. ‘Oei, ik wou dat speelgoedje zo graag dat ik het heb afgepakt. Oeps, ik was zo boos – of ik wou zo hard knuffelen – dat ik iemand heb gebeten.’ Dit besef komt meestal pas na een tijdje: de aha-erlebnis dat jij negatief effect kunt hebben op anderen.’   

Lege doos

‘In het echte leven lopen al die stappen natuurlijk door elkaar’, zegt De Brabandere. ‘Belangrijk om te onthouden is dat het besef “Ik benadeel een ander” pas ten volle kan groeien als de andere drie stappen ook voldoende ruimte hebben gekregen. We hebben namelijk nogal de neiging om kinderen vooral aan te spreken op wat ze verkeerd doen. Als ze iemand pijn of verdriet doen of wanneer ze niet flink zijn, zich niet aan de regels houden. Terwijl we hen daarop wijzen, gaan we ervan uit dat kinderen vanzelf zien dat hun gedrag niet door de beugel kan. Maar voor kinderen zijn die regels vaak een lege doos: ze hebben niet leren omgaan met de invloed die ze op hun omgeving hebben, dus ook niet wanneer die invloed negatief is.’

Lees verder in KIDDO 4 (2016) vanaf pagina 18. Nog geen abonnee? Klik hier.





Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]