‘Iets uit elkaar halen is niet hetzelfde als iets kapot maken, het is onderzoeken!’ Ruimte voor typisch jongensgedrag

Kinderen zijn actief en in beweging. Bij jongens valt dat extra op. Stil zitten is er bij de meeste jongens niet bij. Dat is typisch jongensgedrag. Ze zijn niet druk of lastig, maar ondernemend. Het is belangrijk dat ze hiervoor de ruimte krijgen, vindt hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio.
In de avontuurlijk aangelegde buitenruimte van buitenschoolse opvang Het Mirakel in Hilversum spelen ondanks de dreigende regen veel kinderen buiten. Een jongen en een meisje sjouwen met boomstammen. Ze bouwen een restaurant. Het jochie op de schommel heeft er plezier in om de maximale uitslag te bereiken. Hij gaat hoger en hoger. Heel anders dan het meisje naast hem: ‘Ik ga niet zo hoog’, zegt ze geruststellend. In het (bewust) rommelige gebied achterin rennen vier jongentjes van de ene naar de ander plek, slaan met stokken, prutsen met zand. De met boomstammetjes afgezette zandbak gebruiken twee jongens als springbak. Ze testen hoeveel kracht het plankje kan verdragen dat dient om af te zetten. Binnen zijn aan de legotafel alleen jongens te vinden. Het schaakspel van de jongens een tafel verderop eindigt in, dikke pret, hoe hard je moet blazen om de stukken omver te krijgen. De pedagogisch medewerkster krijgt van de mannen te horen: ‘We zijn alleen maar aan het spelen hoor.'

Jongens en meisjes verschillen

Jongens zijn doorgaans drukker en beweeglijker dan meisjes. Ze laten ook meer risicovol gedrag zien. Dat is de opvatting van hoogleraar kinderopvang Louis Tavecchio: ‘Het beestje heeft nu eenmaal een andere aard’, zegt hij. ‘Mannen snappen dat gedrag. Leidsters hebben de neiging om dat drukke gedrag af te remmen. En dat werkt averechts. Jongens krijgen dan niet de kans om hun typische jongensgedrag te uiten en krijgen bovendien veel negatieve reacties. Dat frustreert hen. Het gevolg is dat sommige jongens zich juist onaangepast en agressief gaan gedragen. Ze zijn dan niet alleen meer gewoon druk, maar lastig druk.’
Dat jongens anders functioneren dan meisjes heeft volgens Tavecchio ondermeer te maken met hormonen. ‘De mannelijke hormonen zetten aan tot ondernemend en risicovol gedrag. Bij meisjes hebben de hormonen juist een dempende werking. Meisjes luisteren beter en zijn volgzamer. Meisjes hebben ook een langere spanningsboog. Natuurlijk is het gedrag deels ook cultureel bepaald. Opvoeding speelt een rol. Maar de wezenlijke verschillen in aanleg hoef je niet weg te poetsen. Er komen ook steeds meer wetenschappelijke verklaringen voor de verschillen. Zo ontwikkelen de hersens van jongens zich anders dan die van meisjes. Het gaat erom dat je die verschillen erkent en omzet in pedagogisch beleid.’

Anders kijken

Hoogleraar Kinderopvang Louis Tavecchio is een groot pleitbezorger van meer mannen in de kinderopvang. Mannen herkennen het gedrag van jongens en gaan er anders mee om. Maar de realiteit is dat er voorlopig vooral veel vrouwen werken: ‘Het is belangrijk dat leidsters zich inleven in de identiteit van jongens. Dat hoort bij hun professionaliteit.’
Op de werkvloer hebben pedagogisch medewerkers er meer moeite mee om druk gedrag als typisch jongentjesgedrag te bestempelen. Ze praten liever over drukke kinderen. Maar gaandeweg de gesprekken blijken de pedagogisch medewerkers wel degelijk verschillen te zien in het gedrag van jongens en meisjes. Al is het niet altijd zo zwart-wit. Jongens laten ook typisch meisjesgedrag zien en meisjes typisch jongensgedrag, de een meer dan de ander. Het belangrijkste is dat je anders kijkt naar druk gedrag. Dan ga je het ook anders noemen en anders beleven. Je moet naar elk kind individueel kijken. Bij Stichting Kinderopvang Hilversum (SKH) noemen ze dat ‘het kind centraal’ stellen’.
Ik sprak er met pedagogisch medewerksters Roelie en Marileen en pedagogisch beleidsmedewerker en trainer Machteld.
Roelie heeft veel aan de Gordontraining (zie kader): ‘Als ik drukke kinderen zie spelen en ik stoor me aan hen, dan doe ik eerst een stap terug. Ik ga bij mezelf na: heb ik er een probleem mee dat ze druk zijn of maken ze juist plezier?’ Machteld merkt dat leidsters gaandeweg de training anders naar kinderen kijken: ‘Of je kinderen als druk ervaart heeft te maken met beeldvorming. Probeer eens niet vanuit je primaire gevoel te kijken. Wat gebeurt er dat jou stoort? En is dat erg? Heeft het kind plezier? Waar komt het drukke gedrag vandaan? Is het puur een temperamentvol kind of zijn er onderliggende problemen?’ Investeren in een positieve relatie tussen leidster en kind helpt ook om druk gedrag anders te zien, is de ervaring van Marileen: ‘Als je een kind langer kent, bouw je een relatie met hem op. Je leert zijn interesses kennen. Dan zie je niet meer alleen druk gedrag, maar ervaar je ook kalme momenten.’

Invloed van de groep

In het Belgische Kapellen heb ik een geanimeerd gesprek met Ben, Tom, Wouter, Katty en Kristel. Ze werken op twee verschillende locaties bij nso ‘t Egeltje. De omstandigheden waaronder zij hun werk moeten doen zijn heel anders dan die bij de SKH, maar ze praten met net zoveel liefde, betrokkenheid en enthousiasme over hun groep. Zestig kinderen van 2 ½ jaar tot 12 jaar in een ruimte, begeleid door drie begeleiders is niet ongewoon. In zo’n groep maken kinderen elkaar druk is de ervaring van Katty en Kristel. Maakt het uit of er een man of een vrouw op de groep staat? Aarzelend constateert Kristel: ‘Misschien zijn wij toch rapper geneigd om af te remmen.’ In de vakanties ziet ze dat haar mannelijke collega’s meer de houding hebben ‘laat ze maar doen’. Mannen zijn speelser en lichamelijker meent Katty. Het valt haar op dat jongens actiever zijn als Ben bij haar in de groep invalt. ‘Jongens willen met hem voetballen, terwijl ze bij mij daar nooit om vragen.’






Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]