De Kwaliteitsmonitor komt voort uit een groot onderzoek naar de pedagogische kwaliteit van de kinderopvang, dat door de drie samenwerkende universiteiten werd uitgevoerd. Die kwaliteit werd vergeleken met de kwaliteit van drie jaar geleden en de onderzochte kindercentra vormen een afspiegeling van de kinderopvang voor nul tot vierjarigen in heel Nederland. In het voorjaar werd het onderzoek afgerond.
Onvoldoende interactie
Wat kwam er uit dat onderzoek? Hoe staat het met de pedagogische kwaliteit in Nederland? Louis Tavecchio brengt goed en slecht nieuws. Op de belangrijkste basisvoorwaarden scoren de kindercentra en de pedagogisch medewerkers goed. Ze sluiten aan bij de individuele behoeften van kinderen. Ze scheppen veiligheid en kunnen goed structureren en grenzen stellen.
Maar op een aantal punten hebben de onderzoekers forse achteruitgang geconstateerd. De inrichting en aankleding van de ruimte scoren laag. Daarnaast is de kwaliteit van de interactie tussen pedagogisch medewerkers en kinderen op een aantal punten echt onvoldoende. Kinderen worden te weinig in hun ontwikkeling gestimuleerd en interacties tussen kinderen worden onvoldoende begeleid.
In de afgelopen jaren is het aantal kindercentra sterk toegenomen en ook de groepsgrootte nam toe. Dit kan een hogere werkdruk veroorzaken en volgens de onderzoekers ligt hier mogelijk een oorzaak voor de verslechterde pedagogische kwaliteit. Er is veelal gebrek aan pedagogische ondersteuning op de werkplek en aan de opleidingen valt nog veel te verbeteren.
Niet bij de pakken neerzitten!
Natuurlijk had iedereen liever een mooi rapport op alle onderdelen gezien. ‘Toch is er geen reden om bij de pakken neer te zitten’, vindt Tavecchio. Het is zeer belangrijk dat pedagogisch medewerkers leren om kinderen voldoende uitdaging te bieden, hun ontwikkeling stimuleren en interacties tussen kinderen bevorderen. Want juist in de kinderopvang is hier genoeg gelegenheid voor.
‘Kinderen groeien veel meer dan vroeger op in kleine, geïsoleerde gezinsverbanden. In kindercentra leren kinderen rekening met anderen te houden, respect voor anderen op te brengen, te delen en zich in een ander te verplaatsen. Dat is de enorme meerwaarde van kinderopvang’, zegt Tavecchio. ‘En daarom is het zo essentieel dat pedagogisch medewerkers hier goed op inspelen. Wellicht heeft de wetenschap hier tot voor kort weinig oog voor gehad. In onderzoeken kwam immers vooral het belang van een goede hechting naar voren. Om die tot stand te brengen moesten pedagogisch medewerkers vooral inspringen op signalen van individuele kinderen. Het belang van interactie tussen kinderen werd eigenlijk pas later onderkend. Uit het laatste onderzoek is gebleken hoeveel kansen je laat liggen als je de mogelijkheden van ‘de groep’ en de interactie tussen kinderen niet inzet.’
De Kwaliteitsmonitor
Goede aanknopingspunten om de interactie te verbeteren, vind je terug in De Kwaliteitsmonitor. Die vormt een praktische brug van het onderzoek naar het kindercentrum. Het instrument is allereerst bedoeld om vast te leggen hoe de pedagogische kwaliteit van jouw centrum en van de pedagogisch medewerkers ervoor staat. Uitgangspunt vormen de pedagogische basisdoelen van professor Marianne Riksen-Walraven, die onderdeel van de Wet op de Kinderopvang zijn. Veel kindercentra hebben die in hun pedagogisch beleidsplan opgenomen: het bieden van veiligheid en het bevorderen van persoonlijke, sociale en morele competenties.
Bij het vaststellen van de kwaliteit van de pedagogisch medewerkers en het kindercentrum kijk je naar drie aspecten:
1. De kwaliteit van de leefomgeving: hoe ziet de ruimte eruit, welke activiteiten worden aangeboden, hoe verloopt het brengen en halen, etc? Met observatielijsten kun je je hier snel een beeld van vormen.
2. De structurele kwaliteit die wordt bepaald door gegevens over staf-kindratio, de groepsgrootte etc. In de monitor vind je een instrument waarmee je de invloed van deze gegevens op de stabiliteit van de groep kunt bepalen. Een mooi middel dat door medewerkers van het NJi is ontwikkeld.
3. De interactievaardigheden van de pedagogisch medewerkers. Het NCKO onderscheidt er zes:
- Sensitieve responsiviteit: hoe gevoelig ben je voor signalen van kinderen, bied je emotionele veiligheid?
- Respect voor de autonomie: in welke mate waardeert je de kinderen als individuen met eigen ideeën en perspectieven?
- Structureren en grenzen stellen: kun je situaties zo structureren dat kinderen weten wat er van ze wordt verwacht en houd je ze daaraan?
- Praten en uitleggen: praat je mét in plaats van tegen kinderen en stimuleer je hierdoor het taalbegrip en taalgebruik van kinderen?
- Ontwikkelingsstimulering: stimuleer je de ontwikkeling van kinderen door extra activiteiten of spelmateriaal aan te bieden?
- Begeleiden van interacties tussen kinderen: bevorder je positieve interacties tussen kinderen?