Waar kun je als begeleider terecht na een schokkende gebeurtenis?
Liselot Willems: ‘Als je de behoefte voelt om met een professionele hulpverlener te praten, neem je het beste contact op met een organisatie voor slachtofferhulp (in Vlaanderen is dat binnen de Centra voor Algemene Welzijnswerk, in Nederland is dat Slachtofferhulp Nederland, red.). Hier kun je terecht met je verhaal en je vragen en wordt gezocht naar passende hulp. Als een kindje aan wiegedood overlijdt, komen een dokter en de politie ter plaatse om vast te stellen of het om een natuurlijke dood gaat. Voor de betrokkenen is dat best schrikwekkend, maar het is de standaardprocedure. De politie zal de eerste opvang bieden en een gepaste dienst inschakelen voor verdere hulp. Hier start onmiddellijk het crisisplan dat je als kinderopvang voor dit soort situaties hebt uitgewerkt. Je communiceert met de ouders en vangt de andere kinderen op. Maar zelf heb je natuurlijk ook ondersteuning nodig.’
Hoe belangrijk is het om je hart te luchten bij je collega’s, je familie en vrienden?
‘Als er iets met een kind gebeurt, raakt je dat heel erg. Het brengt je uit je evenwicht en vaak wil je je verhaal kwijt. Bij vrienden, bij je gezin of je collega’s voel je je op je gemak. Je kent die mensen en vertrouwt ze, dat maakt het soms makkelijker om je hart uit te storten. Toch is je verhaal doen bij bekenden soms niet genoeg en helpt het als je ook bij een hulpverlener terechtkunt. Het is immers in je eigen belang én in het belang van de andere kinderen dat je je weer goed voelt. Want kinderen zijn als sponsen, ze slorpen alle emoties uit hun omgeving op. Vaak hebben ze nog niet de vaardigheden om te uiten wat ze voelen, maar ze voelen wél dat er wat aan de hand is – in tegenstelling tot wat sommige mensen denken. Het is dus belangrijk dat de volwassenen, de mensen die voor hen zorgen, zich zo snel mogelijk weer goed voelen.’
Kun je meteen weer aan de slag? Of kun je beter wachten tot de schok helemaal verwerkt is?
‘Onze dienst voor slachtofferhulp pleit ervoor dat mensen gerespecteerd worden in hun eigen verwerkingsproces. De ene wil zo snel mogelijk terug naar de werkvloer, dat is zijn of haar manier om wat er gebeurd is te verwerken en een plaats te geven. De ander neemt liever wat tijd om thuis in z’n vertrouwde omgeving met de mensen die hij graag ziet tot rust te komen. Het is cruciaal dat er geen algemene regel wordt opgelegd, maar dat er geluisterd wordt naar ieders individuele behoeften. Waar heeft iemand steun en behoefte aan? Sommigen hebben er veel aan om met collega’s samen een gesprek te hebben, anderen gaan er heel anders mee om. Er zijn best veel mensen die er in slagen om de draad snel op te pikken, ook al is dat heel moeilijk. Maar het blijft belangrijk dat er in het team tijd en ruimte wordt gemaakt voor emotionele opvang. Als iemand aangeeft graag weer te willen werken maar de eerste tijd liever niet alleenstaat, dan houd je daar als leidinggevende rekening mee. Zomaar overgaan tot de orde van de dag kan niet.’