Ellen Moens is postdoctoraal onderzoeker aan de vakgroep Ontwikkelings-, Persoonlijkheids- en Sociale Psychologie van de Universiteit Gent. Ze is niet alleen wetenschappelijk onderlegd als het gaat om smaakontwikkeling bij kinderen, maar als moeder is ze ook ervaringsdeskundige.
‘Een goede smaakontwikkeling verdient zeker de nodige aandacht in de hele evolutie van een kind’, zegt ze. ‘De onderzoeksliteratuur leert dat wij een natuurlijke voorkeur hebben voor zoete, romige en vetrijke voedingsstoffen. Er zullen maar weinig mensen zijn die hun neus optrekken voor een ijsje. Andere smaken moeten we allemaal leren appreciëren. Bij veel kinderen verloopt dat proces vlot, bij andere gaat het moeizamer.’
Als je eventuele problemen in de smaakontwikkeling laat betijen, kan dat kwalijke gevolgen hebben. ‘Een beperkt voedingspatroon is natuurlijk in de eerste plaats niet gezond’, zegt Ellen. ‘Een kind mist zo essentiële voedingsstoffen. Maar het kan ook leiden tot sociale en psychologische problemen bij het opgroeien. Ik herinner me een meisje van 14 dat bij me kwam voor hulp omdat ze níéts lustte, wat haar opbrak als ze bijvoorbeeld met vrienden iets wilde gaat eten. Het tastte ook haar zelfbeeld aan. Ouders, die bijvoorbeeld vaak verschillende potjes moeten koken en het niet meer kunnen aanzien dat hun kinderen zo eenzijdig eten, trekken eveneens vaak aan de bel.’
Voorbeeldrol
Laten betijen is dus de slechtst mogelijke aanpak voor ouders én begeleiders. ‘Zorgfiguren hebben een grotere invloed op de smaakontwikkeling dan ze vaak zelf denken’, zegt Ellen. ‘Het spreekt voor zich dat de aanwezigheid van een gevarieerd assortiment voedingsmiddelen in huis een belangrijke factor in de smaakontwikkeling is. Daarbij is het niet voldoende om een grote fruitschaal in huis te hebben, je moet de vruchten ook actief aanbieden aan de kinderen.’
En uiteraard is het eetpatroon van de ouders of begeleiders zelf een belangrijke stimulans. Als zorgfiguren zelf gevarieerd eten, is dat een sterke prikkel voor kinderen om zelf ook eens te proeven.
‘Je moet echt een strategie volgen om kinderen nieuwe smaken aan te leren’, zegt Ellen. ‘Onderzoek leert ons dat je minimaal tien proefbeurten moet aanbieden voor een kind gewend is aan een nieuwe smaak. Volhouden is de boodschap, en dat op een zo neutraal mogelijke manier. Goedbedoelde pogingen om dit op een creatieve of speelse manier aan te pakken, hebben vaak een omgekeerd effect. Je mag kinderen op geen enkele manier onder druk zetten, of een emotionele waarde koppelen aan voedsel. Als ze de tafel niet mogen verlaten als ze hun witlof niet opeten, zullen ze witlof associëren met straf. Omgekeerd moet je ze ook niet belonen, want dan zullen ze denken dat groenten eten wel heel erg moeilijk moet zijn als ze achteraf een snoepje krijgen. Moedig ze rustig aan om te proeven, al is het maar één lepel, en sta het ook toe dat ze het eten mogen uitspuwen als ze het niet lusten. Vermijd vooral dat je elke keer weer een kleine oorlog moet uitvechten aan tafel. Een goede sfeer tijdens de maaltijd is heel belangrijk.’