KIDDO 25 JAAR!

Een jongetje met het downsyndroom in de opvang

Veertien jaar geleden besloot Kaat Rosseel uit Gent haar werk als labo- rante op te geven. Ze ging aan de slag als opvangouder. Dagelijks vangt ze zon vier a vijf kinderen bij haar thuis op. Emiel, een jongetje met het syndroom van Down, is een van hen. Een bijzondere opdracht, zegt Kaat. Maar ik ben trots dat ik dit werk kan doen.
Opvangouder worden is voor Kaat altijd een bewuste keuze geweest. Het laborantwerk dat ze vroeger deed, had gevolgen voor haar gezondheid. Bovendien wilde ze haar kinderen, na de bevalling van haar tweede zoon, zelf opvoeden. Ze richtte de benedenverdieping van haar huis in als opvangruimte. Veertien jaar later heeft ze een hoop ervaringen om op terug te kijken. En nu is er Emiel, van drie jaar oud. ‘Zijn ouders stonden bij mij ingeschreven, en ik zou hun toekomstige baby opvangen’, vertelt Kaat. ‘Ze wisten tijdens de zwangerschap niet dat hij Down had. Toen dat zo bleek, hebben ze opnieuw contact met me opgenomen. Ze vroegen of ik het zag zitten om toch voor Emiel te zorgen, ondanks zijn specifieke zorgbehoefte. Voor mij was dat, na enige afwegingen, geen enkel probleem.’

Geen drempel
Kaat weet dat niet alle opvangouders openstaan voor inclusieve opvang. Toch heeft zij de komst van Emiel nooit als een drempel ervaren. Tijdens vakanties had ze vroeger al met Downkinderen gewerkt. De goede herinneringen van toen hebben haar gemotiveerd om dit werk met beide handen aan te pakken. ‘Het is heus niet zo “moeilijk” om die inclusieve opvang aan te bieden’, gaat Kaat verder. ‘Vanaf het begin heb ik geprobeerd om zo veel en zo goed mogelijk afspraken met de ouders van Emiel te maken. Zij mochten schetsen hoe ze de opvang voor Emiel zagen, wat ze ervan verwachtten. Voor de opvang echt van start ging, is er ook een externe begeleidster bij mij langs geweest. Intussen is het de normaalste zaak van de wereld dat Emiel hier komt.’
‘Toch moet ik zeggen dat ik wel goed over mijn beslissing heb nagedacht. Emiels ouders zeiden vanaf het begin dat ook ik moest aangeven hoe haalbaar het project was voor mij. Mochten we bij zijn aankomst gemerkt hebben dat een gewone kinderopvang voor hem niet werkte, dan zou hij hier niet gebleven zijn. Maar zo ver is het dus nooit gekomen. Ondanks het feit dat Emiel kleinere ontwikkelingssprongen maakt dan andere kinderen van zijn leeftijd, kan hij perfect meedraaien in de groep.’

Niet alleen Kaat is intussen erg gehecht geraakt aan Emiel. Ook de andere kinderen zijn dol op hun speelkameraad in de opvang. ‘Zij maken nauwelijks onderscheid’, zegt Kaat. ‘Emiel is gewoon een van hen. Een paar kinderen van zijn leeftijd merken wel dat Emiel soms beperkingen heeft, dat hij meer tijd nodig heeft om te leren. Of wanneer we gaan wandelen, zeggen ze dat er aan de andere kant van de straat “nog zo’n kindje als Emiel loopt”. Ze weten dus dat hij een beetje anders is dan zij, maar daar blijft het bij.’ ‘De kinderen volgen wel van dag tot dag hoe Emiel vooruitgang boekt. Hij heeft kort na zijn derde verjaardag pas zijn eerste stapjes gezet. De andere kinderen in de opvang hadden hem op dat punt al lang ingehaald. Maar op zo’n moment merk je hoe sterk ze meeleven wanneer hij nieuwe dingen aanleert. Er heerste hier echt algemene euforie toen hij begon te lopen. De kinderen zijn dolgelukkig dat hij dat nu “ook” kan. Zulke dingen raken je toch wel als opvangouder.’

Sociaal kereltje Tijdens ons gesprek haalt Kaat het geregeld aan: het belangrijkste element van inclusieve opvang is de communicatie met de ouders van het kind. Als die van begin af aan goed zit, wordt het makkelijker om ook goede opvang te bieden. Bovendien heeft de interactie en luisterbereidheid bij Kaat en bij de ouders van Emiel ook geholpen bij het wennen aan de opvang. ‘Emiel is een erg sociaal kereltje dat zich hier direct goed in zijn vel voelde. Het leek alsof hij hier opnieuw thuiskwam. Intussen is hij drie jaar. Nu pas wordt hij wat onwennig als er nieuwe mensen in de buurt zijn, of krijgt hij scheidingsangst.’ ‘Of wij soms activiteiten aanpassen omdat hij erbij is? Het hangt ervan af. Samen spelen met de anderen is nooit een probleem geweest, maar we proberen rekening te houden met de motoriek van Emiel. Als we tekenen of kleuren, doe ik het hem altijd even voor. En hij krijgt dikke potloden, die hij makkelijker kan vasthouden. Als we dansen, neem ik hem gewoon op de arm, zodat hij ook kan meegenieten terwijl de anderen in het rond draaien.’


Lees verder in KIDDO 7 2008, vanaf pagina 26




Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]