Er is niets wat de pedagogische visie van Reggio Emilia duidelijker verwoordt dan het gedicht van de inspirator Loris Malaguzzi (zie kader). Deze kindgerichte filosofie ontstond in het Noord-Italiaanse stadje Reggio Emilia. Kort na de Tweede Wereldoorlog sloegen ouders, onderwijzers, politici en wetenschappers de handen ineen. Ze realiseerden kindercentra waar het jonge kind, van nul tot zes jaar, zich met al zijn mogelijkheden en talenten optimaal kon ontplooien. Belangrijk! Want, wanneer je een betere maatschappij wilt opbouwen, ben je afhankelijk van de jeugd. Kinderen die van jongs af aan alle kansen krijgen, groeien gewoonlijk uit tot krachtige, kritische en bekwame volwassenen.
Stephanie: Aan de werkwijze van Reggio Emilia ligt een positief kindbeeld ter grondslag. Elk kind is, vanaf de geboorte, talentrijk en competent en beschikt over de intrinsieke behoefte met zijn aanleg aan de slag te gaan. Kinderen uiten zich in wel honderd talen, dat kan verbaal zijn of non-verbaal, door bijvoorbeeld mime, dans, creatieve expressie of spel. Die aangeboren rijkdom en brede nieuwsgierigheid van kinderen willen wij als team van Hestia koesteren en stimuleren.
Vier pedagogische rollen
Stephanie vertelt verder: Al onze projectactiviteiten sluiten aan bij de belevingswereld van onze kinderen, of ze zijn gericht op wereldverrijking. Zo kunnen peuters het ene moment Afrikaanse muziek maken met een conservatoriumstudente en het volgende moment met de leidster de was vouwen of erwtensoep bereiden. Malaguzzis visie is erop gericht om binnen een rijk en sociaal klimaat oog te houden en ruimte te creeren voor het individu. Om dat in de praktijk te realiseren, werken wij met vier pedagogische rollen van de leidster. De vier rollen geven precies weer wat wij van onszelf verwachten. Dat je als begeleider de kinderen emotionele veiligheid biedt en hen met respect en liefde benadert, zien we als een basisvoorwaarde en niet als een rol.
Allereerst fungeert de leidster als instructeur. Zij is het voorbeeld voor de groep. Ze draagt sociale omgangsvormen uit, zoals de manier van communiceren, tolerantie en respect, en is de persoon die elk kind op weg helpt in zijn totale ontwikkeling. Dat kan zijn op het gebied van vaardigheden: het aanleren van de kleuren of het maken van een koprol. Op het vlak van veiligheid: denk aan de instructies bij het hanteren van een schaar of de attributen in de gymles. En op sociaal-emotioneel niveau: hoe lossen we die ruzie bij het poppenspel op?
Nieuwe informatie vraagt oefening. De tweede rol als trainer is dan ook een logisch gevolg. Hierbij komt meteen het individuele aspect om de hoek kijken. Elk kind heeft een persoonlijk ontwikkelingstempo, afhankelijk van de eigen interesse en aanleg. Tekent het ene kind direct een koppoter, de ander oefent eerst op het tekenen van ronde vormen. Wil je een kind dus effectief stimuleren in zijn ontwikkeling, dan zul je drie zaken goed moeten weten. Wat kan het kind? Wat wil het kind? En: Hoe is het kind bezig? Cruciaal is dan ook de derde rol als onderzoeker!
Onbevooroordeeld ontdekken
Bij deze Italiaanse filosofie horen ook de standaard terugkerende observaties van kinderen. We noemen het documenteren. Dat gebeurt niet alleen met gerichte observatielijsten, die vaak als doel hebben een ontwikkelingsniveau of hulpvraag te omschrijven. Het gebeurt ook met objectieve observaties, die concreet verslag doen van wat het kind op een moment precies doet en zegt. Dagelijks maakt elke begeleider van een kind in de groep zon observatie. De neerslag ervan komt in een persoonlijk album, waarin ook fotomateriaal en werkstukken verzameld worden. De kinderen vinden het heerlijk om samen hun albums te bekijken. Het werkt positief voor hun identiteit en gevoel van eigenwaarde. Het hoofddoel van deze observaties en documentatie is echter, dat pedagogisch medewerkers onbevooroordeeld blijven ontdekken wat elk kind beweegt, graag doet, of blij dan wel droevig stemt.
Lees verder in KIDDO 8, vanaf pagina 10