Peuters en kleuters spelen winkeltje, gieten water van de ene kom in de andere en ruimen blokken in een bepaalde volgorde op. Ook ritme is wiskunde, net zoals dansen en muziek. Je vindt wiskunde in bloemen, fruit en bomen, in de dag en de nacht, de zon, de sterren en de seizoenen.
Samengevat: wiskunde is overal.
Communiceren en stimuleren
Kinderen leren door te kijken, te grijpen, te voelen en aan te raken. Ze leren door te doen en te vragen. Kinderen leren in groepsverband meer dan in hun eentje, dus de kinderopvang is voor hen een bijzonder leergierige omgeving.
Als pedagogisch medewerker kun je dit leren stimuleren. Ga met de kinderen in gesprek, daarmee kun je de aandacht vestigen op de oplossing van een ‘probleem’: ‘Zeg me eens wat je aan het doen bent. Is Johns toren net zo hoog als de jouwe? Zitten er meer blokken in zijn toren dan in de jouwe?’ Door erover te praten ontdekken kinderen manieren om de torens te meten, zodat ze ze kunnen vergelijken. Met een stok, een draad, of gewoon door de blokken te tellen. Door de kinderen te stimuleren en hen te leren zelf na te denken, raken ze bekend met logisch denken. Hun enthousiasme voor wiskunde groeit!
Land van de wiskunde
Maak kennis met de Mathekings-methode, bestaande uit een boek en een mobiele tentoonstelling. Mathekings werd ontwikkeld door Nancy Hoenisch, Elisabeth Niggemeyer en Verlag das Netz. De tentoonstelling komt oorspronkelijk uit Duitsland en is inmiddels ook in Nederland te bekijken: het project is interactief en mobiel. Mathekings richt zich op vier- tot zesjarigen en hun begeleiders. Ze gaan op reis door het land van de wiskunde, om op een speelse manier vertrouwd te raken met numerieke vaardigheden. De activiteiten en materialen op de tentoonstelling laten zien hoe je een brug kunt bouwen tussen het land van de concrete dingen (denken in beelden) en het land van de abstracte dingen (denken in symbolen).
De Mathekingsreis in de praktijk
In het begin van de tentoonstelling gaan de kinderen zitten en krijgen ze te horen dat ze vijf eilanden gaan bezoeken, alle vijf met een specifiek thema. De kinderen worden onderverdeeld in groepjes van acht. Elk kind mag zeggen wat hij of zij denkt. Alles mag gezegd worden, omdat elk kind op een andere manier denkt. Niets is ‘goed’ of ‘fout’, dat is erg belangrijk.
Op het Sorteereiland staat een grote doos, met allerlei zacht speelgoed. Elke groep gaat het speelgoed uit deze doos sorteren. Natuurlijk beginnen ze allemaal te discussiëren over wat nu de juiste volgorde is. De kinderen vullen elkaar aan en wijzen elkaar op dingen, ieder op een verschillende manier.
Het Patroneneiland is extra leuk omdat er een verlichte doos staat met röntgenfoto’s en kleine, doorzichtige figuurtjes. Er zijn echte dinosaurusbotten, daar zijn de kinderen dol op. Volwassenen kunnen op dit eiland met een caleidoscoop teruggaan in de tijd. Ook dat blijken de kinderen erg fascinerend te vinden.
De volgende halte is het Cijfereiland. Hier kunnen de bezoekers met schildpadden en badeendjes aan de slag. De ‘dieren’ verdwijnen op magische wijze, waarna geteld moet worden hoeveel dieren er verdwenen zijn. Voor oudere kinderen zijn er op dit eiland ook nog verschillende kaartspelen te vinden.
Lees verder in KIDDO 4 2009, vanaf pagina 19