KIDDO 25 JAAR!

Omgaan met een crisissituatie in de opvang

De dramati- sche steek- partij in het kinderdag- verblijf Fabeltjesland in Dender- monde (Vlaanderen) heeft ons met de neus op de feiten gedrukt. Zelfs een crèche, een thuishaven voor de meest kwetsbaren, kan geconfronteerd worden met een zware crisis.
Erik De Soir is als crisispsycholoog verbonden aan het Studiecentrum voor Stress en Trauma van de Koninklijke Militaire School in Brussel, en heeft de gebeurtenissen in Dendermonde van dichtbij gevolgd. Wat betekent een crisis voor de kinderen en hoe kan de kinderopvang hier het beste mee omgaan?

Bij een crisis in de kinderopvang dacht niemand tot voor kort bewust aan een steekpartij. Eerder aan bijvoorbeeld een brand, een geval van wiegendood of een ouder die in een schei-ding verwikkeld zit en zijn of haar kind komt ‘opeisen’. Hoe kunnen betrokkenen in de kinderopvang een crisissituatie verwerken? Wanneer is er sprake van een trauma en zal dat trauma ooit nog verdwijnen?
‘Het woord trauma op zich wordt nogal licht in de mond genomen’, zegt Erik De Soir meteen. ‘Een trauma kan pas ontstaan als je plotseling iets als erg bedreigend ervaart, waardoor je in een storm van angst en verwarring terechtkomt. Er bestaat geen concept voor. Wat er ge-beurt, kun je je niet inbeelden of in woorden vatten. Voorspellen hoe iemand op een trauma-tische gebeurtenis zal reageren, is moeilijk. Verschillende soorten gebeurtenissen brengen verschillende soorten reacties teweeg, en volwassenen reageren vanzelfsprekend anders dan kinderen.’
Als een bepaalde ervaring te overweldigend wordt, sluit je je meestal voor een deel af van de realiteit zodat je die niet meer bewust meemaakt: de ‘tunnelervaring’. Dan val je terug op je reflexen. Bij kinderen ligt dat anders. ‘Kinderen kijken in zo’n geval hoe de begeleidsters en de hulpverleners om hen heen reageren op de situatie en stemmen daar hun reactie op af’, legt Erik uit. ‘De kinderen in Dendermonde die niet gewond waren, werden bijvoorbeeld meteen afgezonderd, en het duurde niet lang voor ze weer aan het spelen waren. Een ver-trouwde omgeving bieden leek dus de beste hulp die ze op dat moment konden krijgen.’

Traumatische roes
Volwassenen belanden in de eerste dagen na een crisis in een soort traumatische roes en val-len terug op automatische handelingen, als bescherming, om de verbijstering en het ongeloof mondjesmaat door te laten dringen. Typische symptomen zijn vermijdingsdrang, ontkenning of emotionele verdoving. Erik: ‘In die fase moet je toestaan dat mensen de hele ervaring en hun reactie gaan reconstrueren en onder ogen gaan zien. Ze willen zoveel mogelijk informatie om dingen te kunnen begrijpen. Slachtoffers hebben in die fase dus in de eerste plaats “zich-zelf” nodig: de psychologische begeleiding moet dat op dat moment ook mogelijk maken.’
De ‘doorwerkingsfase’ is volgens Erik de volgende stap, en neemt in principe drie tot vier maanden in beslag. In die fase kunnen duizend-en-één prikkels de gebeurtenissen weer op-roepen. ‘De uitdaging is om je verhaal compleet te maken, het een plaats te geven, de emoties te verwerken en te leren omgaan met prikkels die je alles opnieuw doen beleven. Alleen door die confrontatie aan te gaan, kan een proces van “geleidelijke uitdoving” beginnen. Mensen die na vier maanden meer bezig zijn met de traumatische gebeurtenissen dan met leven, moeten hulp zoeken.’

Lees verder in KIDDO 2 2009, vanaf pagina 27




Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]