KIDDO 25 JAAR!

Opvang op school: goed idee?

De Nederlandse regering wil dat kinderen vanaf 2007 de hele dag op school worden opgevangen. Dat klinkt zo logisch; kinderen zitten al een groot deel van de dag op school, dus waarom die paar extra uurtjes ook niet? Maar is het echt zo simpel? Is het überhaupt een goed idee? En wordt de kinderopvang zoals die nu bestaat dan overbodig? In Vlaanderen is al langer ervaring met opvang op school. Welke lessen zijn daarvan te leren?
In september 2006 kwam VVD-fractievoorzitter Jozias van Aartsen met het plan om de Nederlandse scholen te verplichten van halfacht 's morgens tot halfzeven 's avonds opvang aan te gaan bieden. De kamer sputterde aanvankelijk tegen, maar nam het plan al snel over. Met ingang van 1 januari 2007 moet het van kracht gaan. Vervolgens barstte de discussie los. Wie moet dat dan gaan doen: het onderwijzend personeel, vrijwilligers, of professionals uit de kinderopvang? Bijstandsmoeders*, werd geopperd door staatssecretaris Van Hoof van Sociale Zaken. Wat natuurlijk een nieuwe storm van protest ontketende: kinderopvang is immers een vak, waar geschoolde mensen in werken en bovendien zes procent werkloosheid is!

Leren of spelen Het lijkt zo voor de hand liggend: kinderen zitten toch al een groot deel van de dag op school, waarom die paar uurtjes extra dan ook niet? Het zou ouders bovendien een hoop gesleep met de kinderen besparen. Maar dat gaat volledig voorbij aan de verschillende doelstellingen van scholen en instellingen voor kinderopvang. Hoe moet een school bijvoorbeeld voor pakweg 80 kinderen een maaltijd verzorgen? En waar moeten al die kinderen spelen? Of moeten ze die extra uurtjes voor en na schooltijd ook nog eens in hun bankjes in het klaslokaal doorbrengen, soms?
Feit blijft, dat we in Nederland toe gaan naar een situatie zoals die in sommige andere Europese landen, zoals België en Frankrijk, al veel langer gangbaar is. Namelijk dat kinderen de hele dag op school worden opgevangen. Naar bijvoorbeeld Vlaanderen wordt dan al snel gewezen: 'Daar kan het ook, en werkt het uitstekend.' Is dat zo?
Kinderen in Vlaanderen konden van oudsher al tot een uur of halfzes op school blijven, maar erg leuk was dat niet voor ze. Extra faciliteiten waren er niet, en de opvang moest worden geregeld door de leerkrachten, die dus gewoon moesten overwerken; de overheid trok geen extra geld uit voor deze opvang. In de jaren '90 ontstond er een discussie over deze praktijk: de groepen waren veel te groot, en kinderen hadden op deze manier geen 'vrije tijd'.

Ingewikkeld
Toen is de Vlaamse overheid initiatieven gaan ontwikkelen om buitenschoolse opvang op poten te zetten: initiatief voor buitenschoolse opvang (IBO). In die projecten moesten alle betrokken partijen (dus scholen, kinderopvangorganisaties, jeugdorganisaties et cetera) deelnemen. Zij moesten een gezamenlijk beleidsplan schrijven en een gezamenlijke subsidieaanvraag doen. En daar kwamen de problemen om de hoek kijken. In kleinere (plattelands-)gemeenten was dat namelijk niet zo'n probleem omdat het zich om niet meer dan vijf tot tien partijen handelde. Daar vind je dus over het algemeen nu hele goede voorbeelden van instellingen voor buitenschoolse opvang waarin scholen participeren. Maar in de steden moesten soms wel 350 (!) partijen samenwerken aan de subsidieaanvraag. Dat was zo ingewikkeld en duurde daardoor zo lang, dat de overheidsmiddelen vaak inmiddels op waren tegen de tijd dat de aanvraag eindelijk rond was. Kortom, daar waar de nood het hoogst was, werd het probleem vaak het minst goed opgelost.

Aanpassingen
De Vlaamse realiteit is dus, dat er een aantal uitstekend functionerende IBO's zijn ontstaan naar aanleiding van het overheidsingrijpen in de jaren '90, maar dat op veel scholen, juist in de grote steden, de opvang nog steeds niet meer is dan dat: opvang op school. Het is niet zo dat het niet kan, maar het kost geld. Volwaardige opvang betekent inzet van professionele krachten en treffen van geschikte voorzieningen. Zoals in Gent, waar in 40 gevallen de opvang binnen de school gebeurt, maar wel in eigen lokalen, met eigen leidsters. Dat kan niet zonder de nodige aanpassingen. Danny Verdonck, directeur van de Dienst Kinderopvang in Gent, vertelt: 'De lokalen voor de opvang moeten uitgerust zijn met speelhoeken waar elk kind iets van zijn gading vindt. Heel jonge kinderen moeten bovendien een plek hebben waar ze kunnen slapen. Voor de maaltijd kunnen de kinderen zelf brood meenemen of een warme maaltijd gebruiken. Die worden vacuüm geleverd door een bedrijf, en op school opgewarmd. Daar moet dan wel extra voor worden betaald.'
Volgens Verdonck is het zaak dat de opvang door goed opgeleide krachten wordt gedaan. Geen leerkrachten, benadrukt hij. Zij hebben namelijk een didactische aanpak, terwijl in de opvang een kind juist mag spelen. Kinderen moeten immers ook vrije tijd hebben, en zelf kunnen kiezen wat ze willen doen.

Aanbevelingen
Zonder meer stellen dat 'het in Vlaanderen werkt en dus een goed idee is', is dus kortzichtig. Verdonck adviseert dat er in elk geval een langetermijnvisie moet zijn, een structurele aanpak waarbij goed doordacht is wie wat doet en ook: wie wat betaalt. Want met een fatsoenlijke financiering staat of valt het succes. In Gent maakte de gemeente de keus om de projecten te financieren, en wordt bovendien een behoorlijke ouderbijdrage gevraagd. De benodigde faciliteiten en goed opgeleid personeel kosten nou eenmaal geld.


Wie gaat het doen?
Als het allemaal doorgaat, wie moet die opvang op scholen gaan verzorgen? De leerkrachten? Ouders? Bijstandsmoeders? Personeel uit de kinderopvang?
In Vlaanderen werd lange tijd geleund op de flexibiliteit van de leerkrachten. Zij begonnen wat eerder, werkten wat langer door. Maar naarmate er steeds meer vrouwen voor de klas stonden, werd de bereidwilligheid minder. Zij hadden vaak ook een gezin, en wilden niet zulke lange dagen maken. Bovendien zijn leerkrachten opgeleid om les te geven. Zij hebben een didactische aanpak. Voor en na school moeten een kind kunnen spelen; degene die de opvang verzorgt moet dus juist activiteiten met het kind ondernemen, en meer verzorgend zijn. Het ligt dus meer voor de hand om het aan professionelen uit de kinderopvang over te laten.
Dan was er nog staatssecretaris Van Hoof's idee van opvang door bijstandsmoeders. Handig, dan hebben ze een baantje waar ze hun eigen kind ook direct mee naar toe kunnen nemen. In Vlaanderen zijn ook IBO's begonnen bij wijze van tewerkstellingsproject. Danny Verdonck van de Dienst Kinderopvang in Gent vindt het een lovenswaardig initiatief, maar ziet ook grote nadelen. 'Het komt de continuiteit niet ten goede', waarschuwt hij. 'Zodra ze werk kunnen vinden dat beter is afgestemd op hun wensen en opleiding, zijn ze weer weg. Voor bijstandsmoeders geldt bovendien dat de gezinssituatie niet altijd stabiel is. Bovendien, moeder zijn maakt iemand nog niet per definitie geschikt voor opvang van groepen.'




Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]