Oudere peuters kunnen de opvang niet meer zo leuk vinden. Ze kennen de spelletjes en het materiaal en hebben niet veel aanknopingspunten meer met de jongste peuters. Het is lastig om kinderen zoals Jaro weer het gevoel te geven dat het leuk is om op de opvang te zijn. Ze zijn immers bijna peuter-af en komen langzaamaan in een andere ontwikkelingsfase.
Zelfstandig individu
Kinderen maken in hun eerste levensjaren een enorme groei door. Van een geheel afhankelijke baby heeft het kind zich in vier jaar tijd ontwikkeld tot een redelijk zelfstandig individu. Het weet welke verwachtingen de omgeving van hem heeft. Het heeft zich leren aanpassen aan onverwachte situaties en is ingesteld op mensen en sociale regels. Het kind kan incasseren en beseft regels van een spel, maar kruipt tegelijkertijd af en toe weer kroelend tegen de leid(st)er aan. Oudere peuters hebben steeds meer een zelfbewustzijn en voelen zich een deel van de wereld. Ze ontdekken hun sekse-identiteit en de daarbij behorende sociale sekserollen. Ook hun verdere identiteit vormt zich en tegelijkertijd stelt de omgeving meer eisen aan hen. Ze leren de verwachtingen beantwoorden. Je ziet bij oudere peuters een overgang van het egocentrische gedrag naar de inleving in en bezorgdheid om anderen. Ze ontdekken dat moeder werkt in de tijd dat zij op de opvang zijn, of beseffen dat er aan het leven een einde zit. Groter groeien brengt ook onzekerheid met zich mee. Hoewel de peuters zich 'groot' voelen en al behoorlijk zelfstandig zijn, kunnen ze daarom ook opeens weer terugvallen op het veilige van 'klein' zijn.
Verstandelijke ontwikkeling
Oudere peuters ontwikkelen zich snel op cognitief niveau. Ze kunnen al goed redeneren en kennen bijvoorbeeld oorzaak en gevolg. Ze manipuleren graag en krijgen besef van tijd en van 'wij' en 'zij'. Vaak zijn ze al bezig met het lezen of schrijven van cijfers en letters, zoals de letters van hun naam. Tellen leren ze ook graag en ze hebben begrip van de meeste wiskundige basisvormen. Oefen dit dan ook met hen met puzzels van cirkels, vierkanten en ovalen. Een driejarige kan zijn aandacht een kwartier of iets langer vasthouden bij een bezigheid. Zoiets als het benoemen van kleuren is voor hen niet meer zo interessant, maar ermee werken wel. Je kunt dat stimuleren door hen verf te laten mengen en spelletjes te laten doen waarin kleuren belangrijk zijn. Oudere peuters hebben een brede woordenschat en kunnen in verstaanbare taal en kleine zinnen een verslag geven van gebeurtenis, naar de betekenis van woorden vragen of naar verhalen luisteren. Je ziet vaak dat de sociale ontwikkeling is verstrengeld met alle andere aspecten van ontwikkeling. Een kind van drieënhalf dat zich verbaal nog niet goed kan uiten, zal meer moeite hebben conflicten met vriendjes op te lossen. Oudere peuters zitten ook in de fase van de 'waarom-vragen', waaruit vaak hun brede belangstelling blijkt. Daarnaast neemt de fantasie een grote rol in. Dat uit zich bijvoorbeeld in spelletjes met vriendjes, de pop of een knuffel. Ook kunnen ze zich in deze fase uiten via allerlei sociale rollenspellen, zoals 'vadertje en moedertje'. De combinatie met hun onzekerheid over groter worden, kan opeens weer allerlei angsten oproepen. Soms zijn oudere peuters plotseling bang voor krokodillen onder hun bed.
Lees het vervolg van dit artikel in KIDDO 7 vanaf pagina 14