KIDDO 25 JAAR!

Ruziemaken kun je leren

Ruzie tussen kinderen is nooit leuk, maar hoort wel bij groter groeien. Want: Kinderen die met onenigheid kunnen omgaan, kunnen beter samenspelen. Hoe ze het beste met onenigheid kunnen omgaan, kun je ze leren. Hoe? Met deze do’s en don’ts in gedachten kom je een heel eind!
Al op jonge leeftijd kunnen kinderen ruziemaken. Een dreumes die speelgoed van een ander kind afpakt omdat hij het wil hebben, een peuter die boos wordt omdat hij iets zelf wil doen wat een ander al voor hem doet: voor kinderen kunnen het redenen zijn om flink boos te worden. En daar is helemaal niets mis mee, legt ontwikkelingspsycholoog Hanneke van Hasselt uit. ‘Ruzie heeft een bijklank alsof het naar en lelijk is, maar het hoort er ontzettend bij’, zegt ze. ‘In ons hele leven komen conflicten voor, in relaties en vriendschappen, in winkels, op het werk. Je moet dus weten hoe je daarmee omgaat.’ En dat geldt natuurlijk ook voor kinderen. Die leren dat door zelf ruzie te maken en te proberen die ruzies op te lossen. Een ruzie oplossen is echter nog zo eenvoudig niet. Je moet opkomen voor je eigen mening, maar ook luisteren naar en respect hebben voor de mening van de ander. ‘Wie dat leert, kan beter samenspelen en later, als volwassene, beter samenwerken.’ Zich in inleven in een ander, dat vinden kinderen soms nog moeilijk. Een handje hulp kan hen daarbij helpen.

Doen:
kijk of de ruziemakers er zelf uitkomen
Misschien heb je de neiging om bij een ruzie meteen in te grijpen. Beter is het om eerst te kijken wat er gebeurt. Sommige kinderen kunnen al wel degelijk rekening houden met een ander, en er samen uitkomen.
Ga er gerust bij zitten en luister, zonder op te treden. Komen beide kinderen tot hun recht? Zijn ze in onderhandeling? Vinden ze een oplossing waarover ze allebei tevreden zijn? Prima. Die hebben geen hulp nodig.

Niet doen:
een schuldige aanwijzen
Een ruzie los je niet op door een schuldige aan te wijzen, maar door ieder kind zijn eigen verhaal te laten vertellen en ze daarna te stimuleren samen een oplossing te bedenken voor het probleem. Je helpt hen daarbij door hun gevoelens te verwoorden. ‘Jij wil de knikkers heel graag hebben, en jij ook. Hoe kun je dat nou oplossen?’ Als ze er niet uitkomen, stel je iets voor, zoals: ‘Als jullie nou eens tegelijk met die knikkers gaan spelen… Hoe vind je dat?’ ‘Dat vind jij wel leuk. Jij schudt je hoofd, jij niet, hè? Wat zou je dan kunnen doen? Om de beurt met de knikkers spelen? Wat vind jij daarvan? Ja, nu knik je ja. Goed?’ ‘Op die manier zet je de ruziemakers aan het denken, voelen ze zich allebei goed’, zegt Hanneke. ‘Als je als leidster beide partijen serieus neemt, doen zij dat later ook: een belangrijke boodschap om mee te geven.’

Doen:
lichamelijk contact maken
Het gevoel dat een kind wordt geaccepteerd, kun je hem via lichamelijk contact geven. Neem twee heel jonge ruziemakers gerust op schoot, dat schept al veel vertrouwen. Als ze het natuurlijk prettig vinden. Ook een aai over de bol en een bemoedigende hand op de schouder zorgen voor zelfvertrouwen.
Misschien vind je het moeilijk om lichamelijk te zijn in je contact met kinderen, maar bij onenigheid werkt het meestal heel goed.

Niet doen:
een kind op een strafstoeltje zetten
Hoe boos een kind ook is, zet hem nooit apart. Gebruik dus geen strafstoeltje. ‘Stel je voor dat je boos bent, en iemand tegen je zegt: ‘Ga jij maar eens even apart zitten.’ Daar zit je dan, alleen met je boosheid, niemand die je helpt. Een grote kans dat je je nog meer gespannen voelt. Een kind dat op een stoutstoeltje moet zitten voelt zich zo verlaten, dat hij nauwelijks verstandig zal kunnen nadenken’, zegt Hanneke van Hasselt. ‘Het is belangrijk dat een kind boos mag zijn en mag huilen, daarmee ontlaadt hij emoties.’

Doen:
de anderen erbij betrekken
Als je met de ruziemakers – op ooghoogte – in gesprek gaat, zul je al snel merken dat dat de aandacht trekt van andere kinderen in de groep. Dat is prima, betrek ze ook bij het gesprek. Sommigen hebben de ruzie van dichtbij gezien en willen daar misschien over praten. ‘Jij zag het ook, hè?’, kun je zeggen. Door er een open gesprek van te maken, laat je zien dat je oog hebt voor de meningen en emoties van anderen en dat je daar rekening mee houdt. Misschien hebben zij ook goede ideeën en kun je die aan de ‘ruziemakers’ voorleggen als eventuele oplossing. Je schept er bovendien een vredige sfeer mee, waarin kinderen zich vrij voelen om hun mening te geven en leren luisteren naar die van anderen.


Lees verder in KIDDO 3 2009, vanaf bladzijde 9




Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]