KIDDO 25 JAAR!

Speelgoed, taal en denken


Het spel van jonge kinderen is de motor van hun ontwikkeling. Terwijl kinderen opgaan in hun spel, ontwikkelen zij zich op allerlei gebied: hun taalvaardigheid, hun sociale vaardigheid, hun denken, hun motoriek – er is vrijwel geen domein van de kindontwikkeling dat niet door spel gestimuleerd kan worden. Speelgoed kan daarin behulpzaam zijn en biedt goede kansen om met kinderen in gesprek te gaan. Hoe kun je kinderen daarin stimuleren en wat is de rol van de volwassene in deze gesprekken?

Goed speelgoed kan spel verrijken en daarmee extra kansen voor ontwikkeling bieden. Zoals iedereen weet die met jonge kinderen werkt, hoeft goed speelgoed niet duur of ingewikkeld te zijn. Kinderen kunnen eindeloos spelen met een doos of een stuk hout. Ga eens met de kinderen mee op ontdekkingstocht te gaan, op zoek naar bijzondere verschijnselen in de wereld en naar verklaringen voor die verschijnselen!

Gangbaar speelgoed

Een knikkerbaan is gangbaar speelgoed in gezinnen, peuterspeelzalen, kinderdagverblijven en kleutergroepen. Kinderen kunnen eindeloos stukjes van de baan aan elkaar bevestigen, de knikkers laten rollen, de baan geheel of gedeeltelijk afbreken en weer opnieuw beginnen. Zolang kinderen dit spel alleen spelen is het vooral een motorische activiteit, gericht op het bouwen van de baan. Spelen ze samen, dan komt er een sociaal element bij, dat bijvoorbeeld te maken zal hebben met wie wat mag doen. Maar het wordt pas echt een uitdagend spel, als er iemand bij komt zitten die zich hardop afvraagt hoe het nu eigenlijk komt dat de knikker in dat groene bakje terechtkomt en niet in dat gele. Of die zich afvraagt of je de baan ook zo kunt verbouwen dat de knikker niet die ene kant opgaat, maar die andere kant. Dit soort vragen zet kinderen aan het denken: ja, hoe komt dat eigenlijk? En als ik dit stuk nu eens daar vastmaak, dan gaat die knikker toch …? En dat is nu een mooie taak voor een pedagogisch medewerker.

Academische taal

De taal die hoort bij het denken over dit soort vragen, wordt ‘academische taal’ genoemd. Academisch betekent hier: de taal van redeneren, argumenteren, onderzoeken, verklaren. Dat klinkt misschien hoogdravend. Maar in de juiste context van een interessant spel is dit voor kinderen niets ongewoons. Sterker nog, als kinderen geboeid worden door het spel, letten ze uit zichzelf goed op in het gesprek met de volwassene om de woorden en formuleringen op te pikken die ze nodig hebben om hun eigen redeneringen onder woorden te brengen. Een volwassene zegt bijvoorbeeld bij de knikkerbaan: ‘Ik denk dat het balletje hier naar de andere poot gaat. En dan hier, bij dit gaatje, gaat hij daarlangs weer terug. Dus als je hem hier loslaat, dan komt hij hier uit, dat denk ik. Zullen we eens controleren of dat klopt?’ Het kind ervaart zo hoe je kunt praten over de poten van de baan, over de route van het balletje en over de mogelijkheid om vast te stellen of een voorspelling klopt. De constructie ‘als…, dan…’ is een typisch voorbeeld van academische ‘redeneertaal’ die betrekking heeft op een voorspelling of een verklaring. ‘Daarlangs’ is een veelgebruikt functiewoord, dat kinderen vooral goed leren (en leren gebruiken) in een situatie waarin het woord nodig is, zoals hier. Ook het woord ‘controleren’ is onderdeel van het academisch taalgebruik. Deze woorden worden niet opgevat als ‘moeilijk’, omdat ze op een natuurlijke wijze in de situatie worden gebruikt. Kinderen nemen in het gesprek dergelijke constructies en begrippen over om hun eigen gedachten onder woorden te brengen.

Lees verder in KIDDO 4 2013 vanaf pagina 16.

Neem een abonnement.





Menu

Nieuwsbrief

Blijf op de hoogte van de ontwikkelingen!



[ ADVERTENTIE ]