Japanse vertelvorm
Juf Peggy werkt met het vertelkastje. Dit kastje hoort bij kamishibai. Kamishibai is een traditionele Japanse vertelvorm. Kami betekent 'papier' en shibai betekent 'drama'. Het houten theatertje lijkt op een poppenkast zonder poppen; hier worden alleen platen en tekeningen vertoond. In Japan was deze vorm van vertellen in de eerste helft van de vorige eeuw zeer populair. In Tokio fietsten in die tijd maar liefst drieduizend kamishibai-vertellers rond. Op hun bagagedrager stond het vertelkastje, samen met een doos snoep. Voordat de verteller begon, sloeg hij op een trommel of gebruikte hij kleppers om de aandacht te krijgen. De kinderen waren benieuwd naar het theater en gingen naar de verteller toe. Zo kon de verteller zijn snoep aan hen verkopen.
Uitstekend aandachtsmiddel
Elk kamishibai-verhaal bestaat uit een aantal gekleurde platen die de belangrijkste elementen uit het verhaal afbeelden. Door de magische uitwerking van het vertelkastje op de kinderen, worden zij als het ware het verhaal ingetrokken. De platen van het verhaal roepen weer nieuwe beelden bij hen op, waarbij zij later zelf een verhaaltje kunnen vertellen. Vooral voor jonge kinderen is het vertelkastje een uitstekend middel om hun aandacht vast te houden en de taalontwikkeling te stimuleren. Het kastje kan gebruikt worden om verschillende taalvaardigheden tegelijkertijd aan te leren. Je stimuleert namelijk de geletterdheid en taalproductie en je werkt aan het uitbreiden van de woordenschat. Het is belangrijk dat kinderen zich bevinden in een rijke taalleeromgeving. Het vertelkastje kan daarom onderdeel zijn van het boekenhuis of de boekenhoek. De platen die gebruikt zijn bij het vertellen krijgen een plek op de verteltafel. Wanneer je het vertelkastje een vaste plek geeft in het weekrooster, wordt het voorleesmoment voor de kinderen routine. Ze zullen erg naar het gezellige moment uitkijken!
Het effect
Wat doen de kinderen terwijl jij het verhaal vertelt? De meeste kinderen luisteren aandachtig. Vooral jonge kinderen vinden het vertelkastje prachtig. De mooie platen en de stem van de verteller trekken de kinderen een wereld van beelden in, waar zij later woorden bij willen vinden en gebruiken. Wanneer het verhaal verteld is, blijft een klein groepje kinderen zitten. Dit groepje krijgt het verhaal nog een keer aangeboden, nu gericht op het leren van de nieuwe woorden. Door met een klein groepje te werken, vergroot je de interactie. De kinderen bekijken de afgebeelde woorden, houden eventueel de voorwerpen vast die bij de woorden zijn uitgekozen of wijzen de afbeelding aan en zeggen het woord na. Ze mogen ook hun eigen 'ervaringen' met het woord vertellen. Daarna mogen de kinderen het verhaal zelf vertellen met hulp van de platen en het vertelkastje. Stimuleer als leid(st)er het gebruik van de aangeleerde woorden, maar rem de kinderen niet af in het vertellen van hun eigen verhaal. Zo werk je aan het andere doel: het stimuleren van de taalproductie.
Na afloop kunnen de platen op de verteltafel worden gelegd, samen met de voorwerpen en de plaatjes van de voorwerpen. In de loop van de dag kunnen de kinderen hier zelf spelen en tekenen en de betekenis van de woorden nogmaals oefenen en leren.
Annelies Karelse leidt basisschoolleraren op en is docent taaldidactiek/Nederlands aan de Hogeschool Ipabo te Amsterdam. Haar belangstelling ligt bij de taalontwikkeling van jonge kinderen, en bij het onderwijs dat taalontwikkeling optimaal kan stimuleren.
Lees de rest van dit artikel in KIDDO 1 vanaf pagina 30.