Zorgen en twijfels
Als je een ontwikkelingsprobleem vermoedt, ben je misschien onzeker en heb je twijfels over je eigen vaststellingen. Het is dan ook goed om raad te vragen aan collega's. Probeer je observaties met hen te bespreken. Je hebt hoe dan ook de steun van het hele team én de verantwoordelijke nodig, voordat je met de ouders gaat praten.
Als je echt twijfelt, is het goed om het kind extra te observeren. Gerichte observaties in verschillende situaties en op verschillende momenten geven je een uitgebreider beeld van het gedrag van het kind. Maar die observaties staan natuurlijk niet op zich. Je moet ze checken en interpreteren, niet alleen binnen het team, maar ook in overleg met de ouders.
Een dialoog met de ouders
Het is belangrijk dat je de dialoog met de ouders, op een verantwoorde manier aanpakt. Als je de samenvatting van de ontwikkeling van het kind zonder commentaar meedeelt, kan dit bedreigend overkomen. Hetzelfde geldt voor het suggereren van een diagnose. Het gesprek met de ouders mag dus niet uitmonden in een 'slechtnieuwsgesprek'. Het moet integendeel een gesprek zijn, waarin de twijfels en de vragen van de begeleider aan bod komen.
Een eventuele vaststelling kun je zo formuleren: 'Ik maak me wat zorgen over Jef. Jef rolt in de opvang nog steeds niet om en dat zouden we nu verwachten op zijn leeftijd. Hoe zien jullie dat thuis?'. Dat is veel minder bedreigend dan: 'Jef is motorisch trager, want hij rolt zich nu nog niet om terwijl hij al acht maanden oud is.' Ouders confronteren met een rapport vol observatiegegevens, bevordert de open dialoog niet. Je doet er dus goed aan om niet het probleem op zich te benoemen, maar wel de bezorgdheid die je hierover hebt.
Luister ook goed naar de reactie van de ouders, naar wat ze op je vaststelling te zeggen hebben. Opluchting, ontkenning, angst en verzet
zijn mogelijke reacties. Overtuig hen niet van je eigen gelijk, maar ga op zoek naar gedeelde bezorgdheden en vragen. De bedoeling van zo'n gesprek is het bondgenootschap met de ouders te versterken. Jullie zijn immers allebei begaan met het welzijn van het kind. De dialoog met ouders moet de zorg en de vragen over een kind, tot een gemeenschappelijke verantwoordelijkheid maken.
Miscommunicatie
De ouders zijn de belangrijkste beslissers in het opvoedingsproces van hun kind. Ze willen dan ook zo erkend worden, als eersten informatie krijgen en zo snel mogelijk betrokken worden bij de besprekingen rond hun kind. Ze waarderen het niet als hun kind geregeld geobserveerd wordt, of als je achter hun rug bij externen advies gaat inwinnen. Vaak handelen begeleid(st)ers natuurlijk uit goede bedoelingen. Ze 'willen er zo snel mogelijk bij zijn' en op tijd ingrijpen. Ze willen geen tijd verliezen en de ontwikkeling van het kind bijsturen. Maar ouders interpreteren dat vaak op een foute manier.
Een eventuele ontwikkelingsstoornis vraagt om een zeer directe en open communicatie. Toch is het even belangrijk om de zorg rond de vermoedelijke problemen slechts geleidelijk te delen, en ouders stap voor stap in te lichten. Vaak bevestig je een angst die thuis ook al leefde. Maar ouders hebben tijd en ruimte nodig om te aanvaarden dat ook externen bedenkingen hebben bij de ontwikkeling van hun kind.
Lees verder in KIDDO 3 vanaf pagina 9.